Ja, echt. Dat durf ik nu volmondig zeggen. Ook al klinkt het veel makkelijker gezegd dan gedaan. Fara maakt zwangerschapskeuzes bespreekbaar. Ook kinderwens belichten we vanuit verschillende perspectieven en invalshoeken. Voor zij die zich zorgen maken. Of dat nu de mensen met een beperking zelf zijn, hun ouders of de professionals die hen omringen. Of dat het om een samenspel van deze mensen gaat.
Ja, ik heb het lef om zulk taboedoorbrekend thema bespreekbaar te maken. Ook in Vlaanderen, want veel lijkt er (nog) niet over te bestaan qua onderzoek, literatuur of methodieken. Het lijkt erop dat er wel over relaties en seksualiteit gepraat wordt, maar niet over kinderwens. Laat staan over zwangerschap, ouderschap of ongewenste kinderloosheid met deze mensen. Verbazingwekkend vind ik dat, ook onterecht, want beiden liggen wel in elkaars verlengde.
Ook mij raakt dit thema. Omdat ik mens ben. Omdat ik moeder ben, dankbaar voor mijn ‘gezonde’ kinderen. Omdat ik nooit vergat hoe verbouwereerd ik was als kind toen ik familieleden hoorde praten over een ver ouder nichtje met Down haar (gedwongen?) sterilisatie. Hoe ik mijn moeder achteraf bang vroeg of mij dat ook kon overkomen. Omdat ik als jongere jaren op rij vrijwilliger was in de gehandicaptensector en daar prachtige mensen ontmoette, ook al waren het zeker niet allemaal ‘zonnetjes’. Omdat ik compassie – medeleven, niet te verwarren met medelijden - heb met zorgverleners en ouders die ’t maar doen, zo zorgen voor, dag in, dag uit. Omdat ik in mijn vorige job bij Kind en Gezin een zwangere vrouw met een beperking ontmoete, waarover ik mijn bezorgdheid in een brief aan het Parket uitte. Ik kon noch wilde de verantwoordelijkheid mee dragen voor het welzijn van dat 6de kindje op komst wiens 5 brusjes reeds gedwongen geplaatst waren.
Omdat ik vind dat ook zij mogen dromen. Dat zij kansen mogen en moeten krijgen om in hun wens serieus te worden genomen. Dat hun (b)roze wolk niet meteen doorprikt hoeft te worden. Dat we wel ballonnetjes kunnen oplaten. Tegelijk is het zo’n thema dat me doet denken aan slijm, een hype waar mijn dochters gretig aan meededen, tot ongenoegen van mezelf. Het is soms moeilijk te pakken, het ontglipt soms… ’t is ook iets vies… durf ik er wel aankomen? Want als ik ’t aanraak dan plakt het op me of komt er veel meer mee dan ik wil…
Mag je het wel vastpakken of blijf je er beter af? En hoe doe je dat dan, hoe krijg je grip?
Vragen waar ik zelf ook mee blijf worstelen. Want ook mijn buikgevoel zegt vaak ‘Wat met het kind (in spé)?’. Een betrokken lid van onze Raad van Bestuur noemt het ‘de tragiek van de ethiek’ en beter kan ik het niet verwoorden. Het raakt mijn verantwoordelijkheidsgevoel én roept gevoelens van onmacht op…
Ook ik wil een koppel met beperkingen niet aanmoedigen en tegelijk ook niet verbieden om een (volgend) kind te krijgen. Wel deel ik vaak zorgen van iemand uit de omgeving. Ik wil hen beschermen tegen zichzelf omwille van te hoge verwachtingen rond mama- en papa-zijn of te hoge inschatting van hun ouderschapscompetenties. Of ik wil hen als het ware redden van de goedbedoelde bemoeizorg door familie of hulpverleners die hen met argusogen volgen. En dat allemaal met een kind in het geding. Leed besparen als ik het risico mee hoog inschat dat hun kind weleens geplaatst zou kunnen worden, ook voor henzelf om dan noodgedwongen ouder-op-afstand te moeten zijn.
Zijn dromen dan bedrog? Tja, niet alle dromen hoeven werkelijkheid te worden. Praten over je droomkinderen, wie deed dat nooit? Waarom stellen we dan - al te snel - vragen als ‘Zou je dat wel doen?’ bij mensen met een mentale beperking? Of geven we hen ronduit een ‘Dat is niets voor jou’ mee? Stel ook hen de gewone vragen: of ze over een partner en/of gezin dromen en hoe dat er dan uit zou zien? Het is pas als ze die ruimte voelen dat vertrouwen groeit om het erover te hebben ifv haalbaarheid. En om onze zorg als bekommernis te ervaren en niet als bemoeienis. Hulpverleners-spaghetti vermijden en je vergrootglas opbergen helpen daarbij ook echt. Dromen mag. Echt. Verlangens en gemis krijgen bestaansrecht. De kinderwens mag er zijn en ik wil graag mensen helpen op verhaal te komen.
Meer nog dan een pleitbezorger voor rechten, wil ik een ruimtemaker zijn.
Ruimte maken voor bespreekbaarheid van de wens, over afweging van de haalbaarheid van de uitvoering ervan, over wat mogelijk is en waar de grenzen liggen, over uitstel of afstel en alternatieven die een zinvol toekomstperspectief geven. Ruimte maken voor bestaansrecht van gevoelens en gedachten, van beleving en aan betekenisgeving.
Het laatste wat ik wil is dat iemand onvoorbereid zwanger wordt, ‘omdat ze dan toch niets meer kunnen zeggen’. Niet klaar om een kindje ten volle te kunnen verwelkomen. Met de handen in het haar voor voldongen feiten. In mijn ogen een gemiste kans… Niet dat je ooit helemaal kan voorkomen dat iemand zwanger wordt. Als hulpverlener acht ik mezelf niet verantwoordelijk voor de uiteindelijke keuze die iemand maakt. Wel ben ik bereid de verantwoordelijkheid te delen voor diens proces van besluitvorming. Tijd vragen, helpen afwegen met hoofd, hart en buikgevoel, alternatieven aanreiken, … met oog voor meerstemmigheid van wie belangrijk is als steunfiguur
En ik maak ook ruimte voor rouw, nog zo’n stokpaardje van me. Dus ook bij loos alarm, bij ongewenste kinderloosheid, bij zwangerschapsverlies door miskraam of abortus of bij ouderschap op afstand, zoals bij pleegzorg of adoptie. Vaak gaat het om onzichtbaar, niet erkend, soms ronduit miskend verlies. Ik geloof dat aandacht daarvoor ook een nieuwe (impulsieve) zwangerschap kan helpen voorkomen.
Daarom een warme oproep: laat ons de kansen grijpen.
Al besef ik dat ik bij Fara in een luxe-positie verkeer: dat ik die mensen ontmoet die al bereid en gemotiveerd zijn tot gesprek hierover. Ik ben dan ook dankbaar dat andere zorgverleners in de spreekwoordelijke ‘frontlinie’ gaan staan om mensen warm te maken om zo ongedwongen mogelijk het gesprek aan te gaan. En daarbij wil ik ook collega’s helpen om over hun handelingsverlegenheid heen te komen, net zoals ik die ervaar.
Bezorgdheden zijn vaak terecht, maar de wens is er, of je erover praat of niet. Alsof praten zou betekenen dat je meteen zwanger zou willen worden? En laten we dan geen mensen in de kou staan door hun droom van een kind dood te zwijgen? Hoe ga je een diepgaand(er) gesprek aan over zulk existentieel thema als kinderwens dat verder gaat dan ‘Wil je kinderen en waarom?’. Die waarom-vraag is trouwens een moeilijke vraag, los die maar eens voor jezelf op. Klinkt bovendien alsof je je moet verantwoorden, niet? Hoe krijg je dan wel zicht op wat er leeft bij je cliënt? Daarom vind ik het zo zinvol dat we bij Fara bereid zijn om mee antwoorden te zoeken zonder ze in pacht te hebben, dat we aarzelingen kunnen normaliseren en inspireren over gespreks- en doe-methodieken.
En neen, hier gaat het niet over al dan niet recht hebben op kinderen krijgen, wel over het taboe doorbreken op gevoelens en gedachten hierrond. We willen er niet over schreeuwen in een pro-contra debat over hun hoofden heen, noch over zwijgen uit angst slapende honden wakker te maken, want dat neemt de wens niet weg. We willen wel in dialoog gaan over dromen die er mogen zijn.
Droom maar, over roze én broze wolken!
Katleen Alen, Stafmedewerker Fara
Juni 2020